Over de auteur
- Karolien Koolhof is coach voor introverten en hoogbegaafden
- Auteur van het boek Introvert Leiderschap
- Contact
In zijn essay „De introvert speelt vals” van afgelopen vrijdag beschrijft Dave Schut hoe hij zijn introversie jarenlang gebruikte als excuus om niet deel te nemen aan sociaal contact. Zijn zelfonderzoek is waardevol. Maar de conclusie die hij eraan verbindt, dat introverten als groep te vaak een „makkelijke uitweg” kiezen, is zowel wetenschappelijk onhoudbaar als maatschappelijk schadelijk.
Meer nog: het past in een bredere tendens, vooral zichtbaar in de Verenigde Staten, waar alles wat afwijkt van de norm wordt gezien als onderdeel van „wokeness”. Eerst autisme, daarna ADHD en nu lijkt zelfs introversie tot probleemgedrag te worden verklaard. Een opvallende ontwikkeling, zeker omdat temperament geen politieke categorie is, maar een neurobiologisch gegeven.
Onderzoek van Eysenck, Matthews en anderen laat al decennia zien dat introversie geen keuze is, maar een biologisch temperament. Introverten hebben een hoger basaal activatieniveau en meer interne prikkelverwerking. Daardoor kost dezelfde sociale situatie hen meer energie. Niet omdat ze niet willen, maar omdat hun systeem anders functioneert.
Dat maakt bijdragen aan een gesprek niet onmogelijk, maar soms wel begrensd. Dit is geen luiheid en geen arrogantie. Het is neurologie. Dat verschil ontkennen is alsof je van een sprinter en een marathonloper verwacht dat ze exact hetzelfde tempo aanhouden omdat ze allebei „gewoon rennen”.
Willen meedoen, maar niet altijd kunnen
Wat ik mis in Schuts verhaal, is precies wat ik in mijn praktijk én in mijn eigen leven voortdurend zie: veel introverte mensen wíllen wel degelijk sociaal zijn. Ik ook. Ik hou van goede gesprekken, van verbinding, van die momenten waarop mensen elkaar echt raken.
Maar er zijn dagen waarop mijn hoofd al vol is voordat ik ergens binnenstap. Dagen waarop ik het gesprek volg, meedenk, betrokken ben, maar geen ruimte vind om te spreken zonder mezelf te verliezen in overprikkeling.
Dat voelt niet als vermijden. Dat voelt als grenzen die mijn lichaam stelt, hoe graag ik het soms anders zou willen. En dat onderscheid is cruciaal. De wil is er. De capaciteit is niet altijd even groot. Daar zit geen moreel oordeel in, alleen menselijkheid.
Vermijding
Wat Schut beschrijft (zwijgen uit angst, jezelf verschuilen achter een zelfbeeld, vermijden wat spannend is) dat zie ik in mijn praktijk bij álle temperamenten. Vermijding is een copingstrategie. Niet een persoonlijkheidskenmerk.
Door introversie gelijk te stellen aan gemakzucht of morele zwakte, worden de werkelijke onderliggende thema’s (onzekerheid, sociale angst, perfectionisme) aan het zicht onttrokken. Dat helpt niemand, zeker introverten niet, die vaak hun hele leven al de boodschap krijgen dat hun natuurlijke ritme niet klopt.
Daarnaast zie ik net zo vaak extraverte cliënten die juist niét stoppen met praten uit dezelfde angst: dat stilte te confronterend is. Vermijding is een copingmechanisme dat alle temperamenten kunnen ontwikkelen. Door het exclusief aan introversie te koppelen, ontstaat een misleidend en stigmatiserend beeld.
De extraverte norm
In onze cultuur wordt extraversie nog altijd als maatstaf gezien voor sociale vaardigheid. Dat is geen wetmatigheid, maar een historisch gegroeid ideaal zoals Susan Cain overtuigend beschrijft. De samenleving waardeert zichtbaarheid, snelheid, spontaniteit en constante verbale aanwezigheid.
Maar betekenisvolle sociale interactie bestaat óók uit luisteren, nuance, vertragen, reflectie. De stille bijdrage is niet minder waardevol dan de luidruchtige, alleen minder zichtbaar. Wanneer we extraversie verheffen tot norm, is het geen wonder dat introversie wordt weggezet als gebrek.
De framing van introversie als „morele zwakte” past opvallend in een discours dat neurodiversiteit verdacht maakt. Alsof elk kenmerk dat afwijkt van de norm voortkomt uit zwakte of een gebrek aan karakter.
Maar temperament is geen ideologie. En prikkelverwerking is geen politieke keuze. Dat deze eigenschappen nu worden gemoraliseerd, zegt meer over de cultuur dan over de mensen in kwestie.
Geen excuus
De oproep dat introverten „meer moeten oefenen met praten” veronderstelt dat de extraverte manier van deelnemen superieur is. Maar onderzoek laat een diverser beeld zien: introverte leiders presteren beter met proactieve teams (Grant), introverten excelleren in complex denkwerk en creatieve beroepen, en in besluitvorming letten zij vaker op nuance en risico.
Dat betekent niet dat introverten nooit uit hun comfortzone moeten stappen. Het betekent wél dat de maatschappelijke norm niet eenzijdig mag zijn. Ja, er zijn introverten die hun label gebruiken als schild. Maar er zijn net zoveel extraverten die drukte gebruiken als vlucht. Beide verdienen begrip, geen karikatuur.
Voor mij is introversie nooit een excuus geweest, maar wél een richtingaanwijzer: een manier om te begrijpen waarom ik snel overprikkeld ben, waarom ik diep nadenk voor ik spreek, waarom ik tijd nodig heb om woorden te vinden die kloppen. Juist door die realiteit te erkennen, kon ik weer wél deelnemen op een manier die echt was. Dat is niet „valsspelen”. Dat is mens zijn.
Het wordt tijd dat we temperament niet langer moreel duiden. Dat we erkennen dat willen niet altijd gelijk staat aan kunnen. Dat het niet falen is als je systeem grenzen stelt. Het is functioneren zoals je gebouwd bent.
Introversie is geen valsspelen. Het is een vorm van aanwezigheid die niet luid is, maar wel echt. En in een wereld die steeds sneller en luidruchtiger wordt, hebben we die stille aanwezigheid misschien harder nodig dan ooit.