Ik ben zelf lange tijd introvert geweest, zonder te weten dat er een woord voor was. Mijn omgeving gebruikte er woorden als ‘stil’ of ‘verlegen’ voor, maar eigenlijk dekte dat nooit helemaal de lading. In mijn hoofd was het namelijk verre van stil en ik was ook niet bang om nieuwe dingen te proberen of mensen te benaderen. Wat houdt het dan wel in?

Toen ik er wat dieper in dook, ontdekte ik dat introversie voor veel mensen een nogal vaag begrip is. Ga je het ontleden, dan kom je op de onderdelen ‘intro’ en ‘verso’ uit, wat zoiets betekent als naar binnen gekeerd. Wat dan weer zou impliceren dat introverten helemaal geen interesse in anderen hebben. Een beeld wat in mijn ogen (en die van veel andere introverten) totaal niet klopt. 

Het woord introversie roept dan ook voor veel mensen vragen op. Gaat het nu om sociaal zijn of is het toch iets anders? En is iemand per se introvert of extravert, of kan de waarheid ook in het midden liggen?

Zelfs de wetenschap blijkt het daar nog niet over eens te zijn. Het blijkt nogal lastig om het in woorden te vatten en hoe meer je erover leest, hoe meer het van vorm verandert. Wat we wel weten is dat de Zwitserse psycholoog en psychiater Carl Jung een van de eersten was die zich er mee bezighield. Op basis van waarnemingen bij zijn patiënten en zichzelf maakte hij onderscheid tussen introverte en extraverte mensen, waarbij hij opmerkte dat ieder persoon trekken heeft van beide, maar dat de verhoudingen verschillen van persoon tot persoon. Volgens Jung is bij introverten hun eigen binnenwereld het uitgangspunt: dat is waar ze opladen en waar ze naar terugkeren wanneer ze nieuwe energie nodig hebben. Bij extraverten is de buitenwereld juist het uitgangspunt.

Ruim twintig jaar na Jung bouwden de Amerikaanse Katharine Cook Briggs en haar dochter Isabel Myers Briggs voort op het gedachtegoed van Jung en ontwikkelden een model met zestien verschillende persoonlijkheden, de Myers Briggs Type Indicator (MBTI). In dit model wordt iedere persoon gekarakteriseerd door vier letters, die staan voor twee hoofdeigenschappen (introvert/ extravert en oordelend/ opmerkzaam) in combinatie met twee zogeheten functies: denken/ voelen en intuïtie/ gewaarwording.

MBTI is een populaire tool bij veel HR-afdelingen, die hem bijvoorbeeld inzetten voor loopbaanontwikkeling. Maar er is, zeker vanuit de wetenschap, ook veel kritiek op. Omdat Jung zich baseerde op waarnemingen en eigen observaties, wordt zijn gedachtegoed door de wetenschap als niet betrouwbaar gezien.  Ook Briggs en Myers Briggs hadden geen achtergrond in de psychologie en zij baseerden zich voor hun model volledig op het gedachtegoed van Jung. Dit maakt dat hun theorieën en modellen niet reproduceerbaar zijn en daardoor niet wetenschappelijk verantwoord. Door wetenschappers worden zij daarom veelal weggezet als ‘goeroes’ op het gebied van de persoonlijkheidstheorie. Dat neemt niet weg dat er nog steeds veel mensen zijn die zich herkennen in de types van de MBTI.

De Duits-Britse psychiater Hans Eysenck was in de jaren ’70 van de vorige eeuw de eerste die wel wetenschappelijk onderzoek deed naar introversie. Hij kwam erachter dat de hersenen van introverten gevoeliger zijn en daardoor meer prikkels opnemen uit hun omgeving. Introverten hebben daardoor de neiging om zich van tijd tot tijd af te zonderen, om zo het aantal prikkels te beperken. Bij extraverten zijn de hersenen een stuk minder gevoelig, waardoor zij juist constant op zoek gaan naar prikkels om nieuwe energie te krijgen. Zonder prikkels staan hun hersenen in een soort van slaapstand, waar ze alleen uit kunnen komen door actief op zoek te gaan naar externe prikkels. Vandaar hun voorkeur voor sociale gelegenheden, waar zij alle prikkels vinden die ze nodig hebben.

Van de omschrijving die Eysenck gaf van introversie word je als introvert niet zo blij: gereserveerd, gesloten, niet hartelijk en niet enthousiast. Hier ligt waarschijnlijk de basis van het huidige beeld van de introvert die niet sociaal en het liefst altijd alleen zou zijn. Eysenck keek naar introversie als een gebrek, in plaats van een neutrale karaktereigenschap.

Het werk van Eysenck vormde de basis voor de nu meest gebruikte wetenschappelijke methode om introversie te meten: de Big Five. Wetenschappers pluisden woordenboeken uit op zoek naar bijvoeglijke naamwoorden die mensen gebruiken om anderen te omschrijven. Vervolgens vroegen zij aan proefpersonen om op basis van die woorden beroemdheden te omschrijven. Zo kwamen zij uiteindelijk tot wat nu bekend is als het Five Factor Model, of de Big Five. Dit model gaat uit van vijf dimensies, waarbij mensen een score kunnen behalen op een schaalverdeling. Introversie-extraversie is er daar eentje van. De Big Five omschrijft introversie als graag alleen willen zijn, moe worden van veel onder de mensen zijn, het moeilijk vinden om een gesprek te beginnen, niet van praten houden, zorgvuldig formuleren voordat je spreekt en er niet van houden in het middelpunt van de belangstelling te staan.

Hierbij kun je je natuurlijk wel afvragen hoe gekleurd dit beeld is dat op basis van woordenboeken tot stand komt. Taal is immers gelinkt aan cultuur en dus zit ook in de definitie van introversie een link naar bepaalde culturen. Onze Van Dale definieert het als ‘in zichzelf gekeerd’ en ‘weinig spraakzaam’. Geen beeld waar je als introvert heel blij van wordt.

Hersenen

Hoewel er nog veel onduidelijk is over onze hersenen, weten we dankzij recent onderzoek inmiddels wel meer over de gebieden en zelfs de stoffen in onze hersenen die verantwoordelijk zijn voor bepaalde karaktertrekken. Zo wordt een grote hoeveelheid dopamine (het gelukshormoon) gelinkt aan zowel extraversie als het open staan voor nieuwe ervaringen, en bepaalt serotonine (dat angst reguleert) hoe voorzichtig en conformistisch je bent.

Een hersenkwab aan de voorkant van je hersenen (de orbitofrontale cortex, boven je oogkassen) speelt een grote rol als het om introversie gaat. Deze kwab houdt verband met je behoefte aan beloning, wat vervolgens weer zorgt voor de aanmaak van dopamine. Hoe groter deze kwab, hoe meer behoefte je hebt aan beloning (externe prikkels), om zo meer dopamine aan te maken. Bij introverten is deze kwab van nature kleiner, waardoor ze minder behoefte hebben aan externe beloningen en dus ook minder dopamine aanmaken. Extraversie en introversie zijn dus letterlijk af te lezen aan de grootte van dit deel van je hersen.

Wanneer we dit gegeven doortrekken naar het gedrag van introverten, zien we grote verschillen. Waar extraverten zoeken naar economisch en politiek gewin en persoonlijk genot, zijn introverten doorgaans wat minder geneigd zich hierdoor te laten leiden. Sociaal contact zou je in dit verband ook kunnen zien als een vorm van beloning, waar extraverten meer naar zoeken dan introverten.

Vier typen introverten

Bestaat er zoiets als dé introverte persoon? Oftewel: hebben alle introverten dezelfde kenmerken, waardoor je ze gemakkelijk kunt herkennen? Was het maar zo simpel... Introversie is slechts een deel van wat uiteindelijk je persoonlijkheid is. Die persoonlijkheid bepaalt hoe jij denkt, hoe jij je voelt en hoe je je gedraagt. Zoals je hierboven zag zijn die eigenschappen allemaal schalen, waardoor het complex in elkaar zit. Er zijn oneindig veel variaties mogelijk.

Toch wist een Amerikaanse professor in de psychologie introverten te vangen in vier typen. Jonathan Cheek vroeg 500 introverten tussen de 18 en 70 jaar naar hun voorkeuren, zoals de behoefte aan alleen zijn en de neiging tot dagdromen. Op basis van de antwoorden kwam hij tot een onderscheid tussen de sociale introvert, de denkende introvert, de angstige introvert en de ingetogen introvert.

Zijn omschrijving van de sociale introvert lijkt het meest op hoe ‘de introvert’ door de meeste mensen wordt omschreven. Dit type gaat liever naar kleinschalige bijeenkomsten dan naar grote evenementen. Hij blijft liever thuis met een boek of achter de computer of spreekt af met goede vrienden in plaats van naar een feestje te gaan. 

De denkende introvert is vooral iemand die veel in zijn hoofd zit. Hij doet veel aan zelfreflectie en kan verdwalen in zijn interne fantasiewereld. Het is vooral een creatieve denker en dus geen neuroot. Cheek noemt als voorbeeld het onhandige personage Marcel Lubbermans uit de Harry Potter-boeken.

Angstige introverten voelen zich erg ongemakkelijk en nogal zelfbewust in het gezelschap van anderen. Ze zijn liever alleen, omdat ze niet veel vertrouwen hebben in hun eigen sociale vaardigheden. Een angstige introvert heeft doorgaans een erg sterke innerlijke criticus. Dat is dat stemmetje dat maar blijft vertellen dat je iets niet kunt of maar beter niet zou kunnen doen. In werkelijkheid zijn dit regels en ervaringen uit iemands jeugd, die in het hoofd van iemand zijn beland in de vorm van een innerlijke criticus. Deze maakt het vaak lastig om bepaalde gedragspatronen te doorbreken.

Ingetogen introverten lijken soms langzamer te gaan dan anderen en denken eerst na voordat ze spreken. Het kan ook een tijdje duren voordat ze aan de slag gaan. Ze moeten meestal eerst even opwarmen voordat ze daar klaar voor zijn.

Nature en nurture

Hoewel er onenigheid is over het exacte percentage, zijn wetenschappers het er wel over eens dat een deel van onze persoonlijkheid erfelijk is. Het percentage zou ergens tussen de veertig en zestig procent moeten liggen. Naast je genen is ook je omgeving van grote invloed op hoe je je ontwikkelt. Een introvert kind dat opgroeit bij extraverte ouders zal gemakkelijker leren om ook extravert gedrag te vertonen. Wel hebben we allemaal een verschillende range waarbinnen we kunnen wisselen tussen introvert en extravert gedrag. De één zal daarin veel verder kunnen gaan dan de ander, wat te maken heeft met positieve danwel negatieve reacties op dergelijk gedrag in je jeugd.

Iedere introvert kan in principe de stretch opzoeken richting meer extravert gedrag en andersom, maar de mate waarin verschilt van persoon tot persoon. Aan dit gedrag zit wel een limiet, omdat het meer energie kost dan meer authentiek gedrag. Vroeg of laat zul je als introvert weer op moeten laden.

Wat ik zag bij veel van de introverte leiders die ik interviewde is dat ze af en toe die stretchzone opzoeken om hun doelen te bereiken. Sommigen hebben daar totaal eigen manieren voor ontwikkeld, terwijl anderen voor eventjes een andere rol lijken te spelen. Toch keren ze uiteindelijk allemaal terug bij hun meer introverte manier van leiding geven. 

Meerdere definities

Wat me opviel tijdens mijn onderzoek, is dat er nog steeds niet één definitie bestaat voor introversie. Omdat ik benieuwd was naar wat er uiteindelijk over is gebleven van al het onderzoek sinds Jung, besloot ik twee hoogleraren te vragen naar hun definitie van introversie. Professor Dimitri van der Linden van de Erasmus Universiteit omschreef het als volgt:

“De pure introversie is relatief neutraal en heeft meer te maken met prikkelbaarheid zoals beschreven is door Jung en Eysenck. Het houdt in dat iemand introvert kan zijn, maar ook sterk, zelfverzekerd en effectief.”

Reinout de Vries van de VU in Amsterdam legt meer de nadruk op het sociale aspect: “Het is de mate waarin je behoefte hebt aan sociale aandacht. Niet in het middelpunt hoeven staan. Je haalt minder energie uit sociale omstandigheden en zoekt ook minder naar die vorm van beloning. Je hebt minder de behoefte om de leiding te nemen in sociale situaties en hebt in die situaties ook een minder hoge waardering van jezelf. Eerder een wat meer realistische waardering.”

Op basis van mijn gesprekken met introverte leiders besloot ik zelf een nieuwe definitie te maken. Deze keer niet gebaseerd op woordenboeken of hersenen, maar op hoe introverten zichzelf omschrijven. Deze definitie ziet er als volgt uit:

Een introvert is iemand die oplaadt door alleen te zijn. Dat wil niet zeggen dat hij niet bij andere mensen wil zijn. Een introvert geeft echter de voorkeur aan kleinere groepen mensen bij sociale gelegenheden. Hij heeft daarnaast tijd nodig om zijn gedachten te kunnen uiten en om dingen te analyseren.

Ben ik introvert?

Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, zijn er verschillende definities van introversie en ook verschillende manieren om erachter te komen of je al dan niet introvert bent. Je kunt een Big Five-test doen of, mocht je er eentje in de buurt hebben, in een hersenscanner gaan liggen.

Maar vaak is het ook iets wat we intuïtief wel van onszelf weten. Het is dat gevoel van herkenning wanneer je leest over de eigenschappen ervan, zoals de voorkeur om af en toe alleen te zijn en om conflicten te willen vermijden.

Wees je er wel van bewust dat het geen zwart-wit beeld is. We hebben allemaal introverte en extraverte kanten, maar bij de een hangt de weegschaal meer richting de ene kant en bij de ander juist meer richting de andere. Je opvoeding, de cultuur waarin je leeft en je genen hebben daar allemaal invloed op. Is iets echt belangrijk voor je, dan kun je als introvert wel degelijk stretchen richting meer extravert gedrag en vice versa. Maar uiteindelijk zal je dat veel energie kosten en zal het ten koste gaan van je authenticiteit.

Omdat extraversie zeker in de Westerse wereld de norm is, kun je als introvert het idee krijgen dat je niet voldoet aan de standaard en dat je niet wordt geaccepteerd zoals je bent. Meer begrip van introversie kan dat puzzelstukje zijn dat verklaart waarom je je vaak zo anders voelt. Het helpt je om jezelf beter te snappen en iets minder streng te worden voor die aspecten van jezelf die niet zijn zoals bij veel anderen. Het helpt je om je eigen kracht te vinden, die je vervolgens als introvert persoon en zeker als introvert leider kunt benutten. Want introvert zijn heeft tal van voordelen wanneer het op leiderschap aankomt. Deze komen uitgebreid aan bod in het volgende hoofdstuk, dat gaat over introvert leiderschap.

Combineren we alle verschillende theorieën met de ervaringen van de door mij ondervraagde leiders, dan kun je in ieder geval de volgende kenmerken toeschrijven aan introversie:

  • Binnenwereld als uitgangspunt (Jung)
  • Interne energiebron (Jung)
  • Meer prikkelbaar dan extraverten (Eysenck)
  • Graag alleen willen zijn (Big Five)
  • Moe worden van veel onder de mensen zijn (Big Five)
  • Het moeilijk vinden om een gesprek te beginnen (Big Five)
  • Niet van praten houden (Big Five)
  • zorgvuldig formuleren voordat je spreekt (Big Five)
  • Er niet van houden in het middelpunt van de belangstelling te staan (Big Five)
  • Gevoeliger voor dopamine (hersenonderzoek)
  • Kleinere hersenkwab (hersenonderzoek)

Ben jij introvert, ambivert of extravert? Doe de test!