
Hoogbegaafdheid. Het woord roept vaak een duidelijk beeld op: een slim kind dat alles meteen begrijpt, hoge cijfers haalt en zich later moeiteloos door een succesvolle carrière beweegt. Maar wie inzoomt op de werkelijkheid, ontdekt iets heel anders. Hoogbegaafdheid kent vele gezichten. Niet alleen in de kindertijd, maar juist ook bij volwassenen. En dat gezicht is lang niet altijd te herkennen aan een indrukwekkend cv of een uitzonderlijke loopbaan.
Als coach zie ik regelmatig mensen die jarenlang niet wisten dat ze hoogbegaafd zijn. Omdat ze geen hoge cijfers haalden. Omdat ze nooit uitblonken, maar zich juist zo goed aanpasten. Of omdat ze zichzelf vooral zagen als ‘gevoelig’, ‘intens’ of ‘een buitenbeentje’, en pas veel later ontdekten dat deze kenmerken onderdeel kunnen zijn van een breder profiel. Vaak ontstaat dit inzicht pas bij een kantelpunt: een burn-out, een gevoel van stagnatie, of het steeds terugkerende idee dat je “anders” bent en je plek niet kunt vinden.
Zes kenmerken
Een goed vertrekpunt om hoogbegaafdheid in de breedte te begrijpen, is het Delphi-model. Deze omschrijving werd in 2009 opgesteld door een groep deskundigen (wetenschappers, professionals en ervaringsdeskundigen) die gezamenlijk probeerden te vatten wat hoogbegaafdheid inhoudt. Zij kwamen uit op zes centrale kenmerken:
- Een hoge intelligentie (IQ 130+)
- Creativiteit
- Intrinsieke motivatie
- Meta-cognitie (nadenken over je eigen denken en leren)
- Hooggevoeligheid
- Een sterke behoefte aan autonomie
Veel volwassenen herkennen zich niet meteen in het IQ-cijfer, maar wél in die andere kenmerken. Ze denken diep, voelen veel, zijn nieuwsgierig, kritisch, snel verveeld en hebben een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Ze zijn autonoom, maar kunnen ook worstelen met externe verwachtingen of een gebrek aan ruimte. Volgens het Delphi-model is hoogbegaafdheid dus niet één vastomlijnd profiel, maar een combinatie van eigenschappen die op allerlei manieren tot uiting kan komen.
Patronen
Die variatie zien we ook terug in de profielen van twee onderzoekers genaamd Betts en Neihart. Zij ontwikkelden zes typeringen van hoogbegaafde kinderen, die ook op volwassenen verrassend herkenbaar zijn. Niet omdat mensen precies in één hokje passen, maar omdat de patronen inzicht geven in hoe hoogbegaafdheid zich kan ontwikkelen onder verschillende omstandigheden.
Zo zijn er volwassenen die zich als kind al aanpasten en dat nog steeds doen. Ze presteren goed, voldoen aan verwachtingen, maar voelen vanbinnen leegte of verwarring: wie ben ik eigenlijk zélf? Anderen trokken zich juist terug, hielden hun ideeën en emoties voor zichzelf uit angst om afgewezen te worden, en kregen het stempel ‘verlegen’ of ‘onduidelijk’.
Sommigen ontwikkelden een sterke rebelse kant: ze zetten zich af tegen autoriteit, werden als lastig gezien, maar waren vooral teleurgesteld dat hun denken en voelen niet werd gezien of begrepen. En dan zijn er nog de mensen die óók een diagnose hebben zoals ADHD of autisme, de zogeheten dubbel bijzondere volwassenen, bij wie de hoogbegaafdheid vaak wordt gemist of overschaduwd door andere kenmerken.
Wat alle profielen laten zien: context doet ertoe. De manier waarop jouw omgeving omgaat met je anders-zijn, je autonomie, je gevoeligheid en je tempo, beïnvloedt in hoge mate hoe je je ontwikkelt.
Ontwikkeling
Waar het model van Betts en Neihart focust op gedrag en interactie, legt het model van ded Canadese François Gagné de nadruk op ontwikkeling. Hij maakt een belangrijk onderscheid tussen gifts (natuurlijke begaafdheden) en talents (ontwikkelde vaardigheden). Volgens hem is aanleg iets waarmee je geboren wordt, maar wordt het pas een talent als het actief wordt ontwikkeld.
Wat Gagné bijzonder maakt, is dat hij erkent dat deze talentontwikkeling op allerlei gebieden kan plaatsvinden: niet alleen intellectueel, maar ook creatief, sociaal, technisch, artistiek of sportief. Iemand kan bijvoorbeeld een uitzonderlijke begaafdheid hebben in beeldend denken, dans, leiderschap, empathie of sportcoördinatie. Ook dat zijn vormen van hoogbegaafdheid die in traditionele IQ-testen vaak over het hoofd worden gezien.
Om tot daadwerkelijke prestaties te komen, zijn allerlei ontwikkelingsfactoren van belang: motivatie, doorzettingsvermogen, leeromstandigheden, begeleiding, omgevingsinvloeden en zelfs toevalligheden. En dus geldt: een hoog potentieel is geen garantie voor succes of welzijn. Als jouw creativiteit bijvoorbeeld nooit werd gezien, of je sensitiviteit werd afgedaan als “te moeilijk”, dan is de kans groot dat je niet tot bloei kwam – terwijl die aanleg er wél was.
Gagné’s model biedt daarmee ruimte aan mensen die niet in het klassieke beeld van de “hoogbegaafde” passen, maar wel degelijk over bijzondere vermogens beschikken. Het laat zien dat hoogbegaafdheid niet alleen gaat over denken, maar ook over doen – mits er ruimte is om te ontwikkelen.
Geen etiket
Herken jij jezelf in deze verhalen? Misschien ben je die aanpasser die zich steeds afvraagt of dit het nu is. Misschien voel je je juist al jaren anders, maar kun je er geen naam aan geven. Of ben je pas sinds kort aan het ontdekken dat jouw gevoeligheid, snelheid of creatieve drive misschien wel samenhangen met hoogbegaafdheid.
Weet dan: jouw vorm van hoogbegaafdheid is waardevol. Het is geen etiket, geen status, maar een uitnodiging om jezelf beter te begrijpen. En om ruimte te maken voor wat jij nodig hebt om tot je recht te komen op je werk, in relaties, en in hoe je je leven inricht.
Wil je daar eens samen naar kijken? Neem dan gerust contact op. In mijn coaching help ik volwassenen die op zoek zijn naar dieper inzicht, naar richting en naar manieren om te floreren op hún manier. Want hoogbegaafdheid heeft geen vaste vorm, het is eerder een groeipad. En elk pad is uniek.